Imkers, wezens van een andere planeet
Hieronder een fragment uit het boek “Het lied van de honingbij” van Ralph Dutli. Het fragment gaat over de ontmoeting die de schrijver heeft met een imker. Het boek is te verkrijgen via deze link
Het was een puur toevallige ontmoeting, zoals zoveel van wat je in het leven overkomt. Pas achteraf blijken veel zaken minder toevallig dan je in eerste instantie dacht. Een gesprek over een tuinhek heen. Ik was met de fiets op pad, in het voorjaar, tegen de avond, na een moeizame dag schrijven. Het was niet ver van hier, ten noorden van de stad, waar de wegen aanlokkelijke namen dragen als ‘Boomgaardweg’ en ‘Bloesemweg’. Overal om me heen stonden bomen, struiken en bloemen zo uitbundig te bloeien dat je er bedwelmd door zou raken. Ik weet het nog precies: het rook er onwaarschijnlijk lekker. Ik kreeg de neiging van mijn fiets te stappen en dit geurenconcert niet te snel aan me voorbij te laten gaan. De bijenkasten stonden op enige afstand, op het achterste gedeelte van het perceel. Afstand houden is aan te bevelen, dat wordt door de bijen gewaardeerd. Net als het respect dat je toont door de kleurige kasten als onbevoegde niet te dicht te naderen. We raakten dus in gesprek over het tuinhek heen.
Ik was nieuwsgierig, hij was vriendelijk. Ik vroeg hem naar zijn bijen, hij gaf graag antwoord, hij leek zelfs blij dat iemand belangstelling toonde voor zijn volken. Imkers zijn op mij altijd overgekomen als rustige, bedachtzame mensen die op een bedaarde, betrokken wijze met de natuur omgaan. Het zijn voor mij – een beetje bijenhumor kan geen kwaad – hobbypriesters in de tempel van de natuur, stille filosofen, fascinerende eigenheimers. Tegelijkertijd zijn het ingewijden in een wereldwijde samenzwering, beheerders van een soort geheime kennis, vervat in imkerboeken met zeven zegels, kennis die is gegroeid door jarenlange ervaring. Ze handelen doelbewust en zonder haast. In een tijd waarin tegen de hectiek van ons dagelijks leven zelfs cursussen ‘onthaasting’ worden aangeboden, is dat opvallend. Dat de honing eerst ‘geslingerd’ moet worden voor je hem kunt eten, geeft het geheel alsnog een vleugje haast ironische snelheid.
Hun methoden en praktijken zijn al meer dan 4000, misschien zelfs 5000 jaar min of meer hetzelfde, wat imkers in onze verbeelding nog zonderlinger en aantrekkelijker maakt. Alsof ze boodschappers zijn uit een ver verleden, maar dan gekleed alsof ze uit de toekomst komen. In hun merkwaardige beschermende kledij met breedgerande hoed en netje – soms gehuld in rook, waardoor de bijen minder snel steken – lijken het wel astronauten of wezens van een andere planeet. Welbeschouwd zijn het natuurlijk ook gewoon dieven. Ze beroven de vlijtige bijen van hun zoete overvloed, hun moeizaam vergaarde wintervoorraden. Uiteraard laten ze wel wat voor de bijen over, zoals het een fatsoenlijke dief betaamt. Om de zaak al op voorhand een beetje te vergoelijken, wordt de imker ook wel ‘bijenvader’ genoemd. En als het nodig is, helpt hij zijn beschermelingen met wat lauw suikerwater de voedselarme winter door.
Imkers zijn behalve boodschappers uit een ver verleden, filosofen en verklede astronauten ook uiterst vriendelijke tijdgenoten. Deze was dat in ieder geval wel. Zijn accent verried een buitenlandse afkomst. De Balkan? Naar zijn naam had ik niet gevraagd. Bijenbeleefdheid. Ik noemde hem in stilte Mister Beekeeper en Monsieur l’Apiculteur. Zijn kleine terreintje aan de Boomgaardweg lag langs mijn avondroute en ik nam me voor er vaker halt te houden.
Kort na ons eerste gesprek bij het tuinhek had ik een droom. Ik liep in een astronautenpak op de zoemende, bontgekleurde kasten af, met aan mijn ellebogen een soort opgeblazen luchtzakken of ballonnen, terwijl híj ditmaal aan de andere kant van de afrastering stond. Hij sprak door een merkwaardig ouderwetse megafoon, gebaarde wild naar me en leek vertwijfeld om mijn onhandigheid. Hij riep me iets toe wat ik met de beste wil van de wereld niet kon verstaan. Een gevoel van verlegenheid en schaamte overviel me, ik wist niet hoe ik de honing in de kasten moest bereiken. Ik wist helemaal niets van deze zoemende vliesvleugelige beestjes, stapte hulpeloos in mijn plotseling zwaar voelende vermomming door het gras. Om mij heen een wolk van bijen, een muzikaal dreigement, maar steken deden ze niet. Toen ik wakker werd, was ik opgelucht. Ik wist zeker dat ik nooit imker wilde worden.
Maar de nieuwsgierigheid bleef. Zo nu en dan kwam ik hem weer tegen, hoorde hem uit, kreeg al snel een glaasje vruchtenbrandewijn aangeboden over de afrastering heen. En ik vroeg door, maar was intussen ook van plan om hem iets terug te geven, om curieuze weetjes te verzamelen die misschien niet iedere imker kent. Die hij misschien niet kende. Ik wilde als het ware zelf een verzamelende bij worden, niet alleen om u versteld te doen staan, Mister Beekeeper, maar ook ter lering en vermaak van de lezer.
De bij is niet alleen honingleverancier, maar ook een oeroude cultuurboodschapper. De Franse parlementariër Martial Saddier kwam in 2009 zelfs met het voorstel de honingbij Apis mellifera op te nemen op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Een prachtig initiatief, dat vermoedelijk niet veel zal opleveren maar toch niet zo vreemd is als je in eerste instantie misschien zou denken. Bescheiden plannen zijn niet per definitie zinloos. Veel vreselijk ingewikkelde zaken op deze aarde kunnen best een homeopathisch cultureel tegengif gebruiken.
Een kartonnen map – of moet ik al ‘raat’ zeggen? – op mijn schrijftafel raakte steeds verder gevuld met teksten en andere materialen. Ik verzamelde mythen en verhalen rond de honingbij en haar veelvuldige aanwezigheid in menselijke culten en culturen. Ik wilde een klein inkijkje in de wereld van de bij geven, een tedere hommage aan de honingbij in een tijd dat ze in haar voortbestaan wordt bedreigd, als een culturele honingraat bestaande uit verschillende cellen. Met als onderwerp het leven van het honingvogeltje – zoals het insect door dichters uit de barok werd genoemd – in de bijenkorf van de cultuur.
De bij is maar een klein beestje, maar haar prestaties hebben een verbluffende reikwijdte. In het apocriefe Bijbelboek Jezus Sirach is te lezen: ‘Prijs een mens niet om zijn schoonheid, verafschuw niemand om zijn uiterlijk. Klein is de bij onder de gevleugelde dieren, maar wat ze voortbrengt is het zoetste dat er is.’ Misschien ligt het bijenbestaan ons zo na aan het hart omdat we diep vanbinnen aanvoelen dat er een bijzondere relatie bestaat tussen mens en bij. De Romeinse natuuronderzoeker Plinius de Oudere (23-79 n. Chr.) was ervan overtuigd dat de bijen de ‘enige slechts omwille van de mens geschapen insecten’ waren.
Johann Gottfried Herder (1744-1803) noemt de beestjes in zijn Ideen zu einer Philosophie der Geschichte der Menschheit onomwonden ‘de oudere zussen van de mens’. Mens en bij als naaste verwanten? Herder, een uit Weimar afkomstige cultuurhistoricus en godsdienstfilosoof, had in ieder geval een originele opvatting van het begrip ‘familie’. Evolutionair gezien lijkt de bij melkwegstelsels van de mens verwijderd. Onze laatste gemeenschappelijke voorouders zullen ongeveer 600 miljoen jaar geleden hebben geleefd. Toen in 2006 in het tijdschrift Nature het volledige genoom van de bij werd gepubliceerd, bleken er niettemin interessante overeenkomsten te bestaan. Herder had het dus toch niet helemaal bij het verkeerde eind.
Alle mysterieuze genetica buiten beschouwing gelaten, staat één ding buiten kijf: de bij staat symbool voor oeroud en wereldwijd cultuurgoed. Het kleinste van alle nuttige dieren is niet alleen als bestuiver van groenten en fruit van levensbelang voor de mens, maar schenkt hem ook voedingsstoffen, zoetstof en kaarslicht in de vorm van honing en was, allerlei heilzame geneesmiddelen, rijke symbolen en diepzinnige gedachten. De wonderen der natuur lijken zich bij uitstek te openbaren in de honingbij. Niet voor niets luidt een oud Duits spreekwoord: ‘Wie Gods wonderen wil gadeslaan, moet maar naar de bijen gaan.’
De symbolische kracht van de honingbij is een constante in de geschiedenis van de mensheid. De bij heeft aanleiding gegeven tot religieuze riten, bijgeloof en verhalen over wonderen. Ze staat voor gemeenschapszin, zelfopoffering, voorzorg voor de toekomst, doordachte ordening, reinheid, vlijt en volheid. Maar ook voor magie en profetie, ziel en inspiratie. Moge de lezer – hij hoeft geen imker te zijn – zich laten meevoeren op een reis door de wonderbaarlijke cultuurgeschiedenis van de bij en de honing. Vleugels zijn niet nodig, een beetje fantasie wel. Maar dat komt misschien op hetzelfde neer.